OCRIET REINIGEN MET VIM
Wij hadden een lavet in onze jaren ’60 sociale huurwoning aan de Osdorper Ban. En in het afvoerputje stond gegraveerd: OCRIET REINIGEN MET VIM. Dat waren zo ongeveer de eerste woorden die ik kon lezen. De centrifuge links naast het lavet maakte een verschrikkelijk lawaai.
We gingen ook (op zaterdag) met de 5 kinderen achter elkaar in het lavet. Ieder kind kreeg een scheut warm water erbij. Als laatste was het fijnste want dan was het bad het volst.
Om water over je heen te gieten was er een plastic maatkan van ‘moeders voor moeders’. Ook die woorden las ik al snel. Mijn moeder, de verpleegster, legde me zonder enig ongemak uit waar dat ooit (toen ze zwanger van ons was) voor was.
En terwijl wij in bad gingen, poetste mijn vader onze schoenen, zodat we zondagochtend in zondagse kledij en glimmend schoeisel met zijn zevenen in de kerkbank zaten.
De andere magische woorden die je door ze vaak te zien leerde lezen en die nog altijd door mijn geheugen zingen, zijn “Al een vat, kist, of krat van de Phoenix gehad?” Op weg naar de familie in Haarlem zag je door de autoruit de slogan op de heen en terugweg door de groene flapjes (?) heen, die op de vangrail langs de weg stonden. De tekst is weg, de groene flapjes staan er nog. En als iemand voor de flapjes een bestaand woord heeft, dan lees ik dat woord graag!
Wonder Woman
Mijn moeder
Relatief laat getrouwd op haar 26e, in een traditionele relatie met mijn vader in een Rooms Katholiek huwelijk tot de dood ons scheidt, want wat god heeft samengebracht zal de mensenhand niet verbreken. In goede en slechte tijden. Al vond ik als puber en begin twintiger dat de slechte tijden wel erg overheersten. Maar als je moeder berustte, oprecht gelovig, wat zou jij dan als kind?
Toen ze zwanger was van mijn oudste broer moest ze in 1959 stoppen met werken. Toen mijn vader op zijn vijftigste (zij 42) vanwege een versleten rug werd afgekeurd, mocht zij van hem niet haar oude beroep als verpleegster oppakken.
“Als je achter een rolstoel wilt lopen, dan doe je dat maar als vrijwilligster bij de Zonnebloem”, schijnt hij te hebben gezegd. En dat heeft ze decennia lang gedaan.
Toen ik op de lagere school zat leerde ze pas zwemmen en haalde haar A en B. Samen deden we mee aan de zwemvierdaagse in het Sloterparkbad.
Toen ik overging naar de derde klas middelbare school, ging zij terug naar school (de Joke Smit-school) om Spaans te leren. Ze wilde iets leren wat mijn vader niet kon en Spaans zou echt van haar zijn. We deden samen eindexamen, ik gymnasium, zij mavo. Dagen lang luisterde ze naar Teleac’s Por Favor. En als het op tv kwam zongen wij als kinderen het thema mee: Por Favor Por Favor, steek een vinger in je oor, Por Favor Por Favor.
Bij de uitreiking van haar mavodiploma was mijn vader niet aanwezig. Hij vond het allemaal onzin. Ik was er wel. Zo trots en vol onbegrip dat mijn vader het niet kon opbrengen mijn moeder toe te juichen. Even voor de goede orde: voor haar verjaardag liet hij mij wel jaarlijks een cadeau voor haar kopen dat haar het gevoel gaf bijzonder te zijn. Maar in dezen kon hij het om wat voor reden ook niet opbrengen om over zijn eigen schaduw heen te stappen.
De Spaanse les bracht mijn moeder eigen vriendinnen. Die had ze tot dan toe niet gehad in het drukke gezin, Carry en Ank. Met hen hield ze rummikub-avonden en kon ze Will zijn, net als met haar geweldige zussen, trouwens.
Wij gaven hen als kinderen een vakantie naar Spanje. Zo kon mijn moeder eens het woord voeren, waar mijn vader dat tijdens andere vakanties in Duitsland altijd deed. Ha!
Na de mavo ging ze door naar de havo en pikte toen ook op havoniveau haar mulo-Duits op. Ze ging door tot en met 5 VWO op beide vakken. Toen vond ze het genoeg omdat ze geen zin had in weer de stress van een examen.
Op zaterdagmiddag kookte mijn moeder alvast voor zondag rustdag. Dan luisterde ze in de keuken naar VARA’s in de Rooie Haan. Lekker feministies! Ik zat vaak te lezen in mijn kamertje en luisterde dan met een half oor mee en was er natuurlijk op gespitst of er soms op een goed moment een lekker uitgebakken stukje kip of iets dergelijks te halen viel. Hahaha.
Maar altijd blij waren we met het ‘In de Rooie Haan’-lied door Nelleke Burg wat we altijd meezongen. En af en toe, als het langs kwam, dan zongen we mee met Jasperina de Jong: Vrouwen!
Vandaag vond ik bij toeval een begeleidingsband van dit nummer. En zondag, op moederdag, zingen we het in Saarein. Voor mijn moeder!
Vrouwen, vrouwen, vrouwen,
Voorwaarts in de strijd!
Weg met de bokken, vooruit met de geit.
We moeten het juk van die kerels eens kwijt
De broek aangetrokken, nu komt onze tijd.
Nu zullen ze naar onze pijpen dansen.
We grijpen al die knullen, we grijpen onze kansen.
We hebben maar één wens.
De mannen minder mans en de vrouwen veel meer mens.
“Als kind vond ik mijn moeder de mooiste vrouw”
Mijn peettante Bep van Schagen – Zonneveld (geboren 6-11-1934) haalde in 1997 herinneringen op over de oorlog en de bevrijding.
“Als kind vond ik mijn moeder de mooiste vrouw. Ik zie haar nog – voor de spiegel boven de schoorsteenmantel – haar prachtige, lange zwarte haren, die als een mantel om haar heen hingen, uitkammen. Vervolgens vlocht moeder haar haar in een dikke lange vlecht die in enkele bewegingen in een knot werd gedraaid en achter op het hoofd met lange schuifspelden werd vastgezet. Ging moeder naar de kerk of naar de stad, dan pakte zij een langwerpige sjaal, wond die om haar knot, over d’r oren en vervolgens knoopte zij hem met een vloeiende beweging boven haar voorhoofd vast.
Moeders zondagse jurk was van crêpe georgette, donkerblauw, aan de zoom afgezet met een smal lila strookje, evenals de manchetten. Aan de voorzijde een hele rij kleine stoffen knoopjes. Prachtig stond deze japon haar! Zij nam hem mee naar Guttecoven, Limburg, waar zij met vader drie dagen zou blijven om Jo, Jan, Kees en Beppie op te halen, die daar tijdens de grote vakantie logeerden.
Het was augustus 1944. Tijdens een uitstapje in de speeltuin van Steinerbos kwam moeder bij het glijden van de glijbaan ongelukkig in het zand terecht en kneusde haar enkel. Zij kon niet staan of lopen maar kon toen nauwelijks bevroeden wat voor gevolgen dit ongeluk zou hebben…
Vader ging met Jo, Jan en Kees na drie dagen terug naar Haarlem en ik bleef met moeder in Guttecoven tot zij weer zou kunnen reizen. Het liep echter anders. Geallieerde bommenwerpers hadden spoorwegen gebombardeerd en Duitse vrachtwagens in beslag genomen, dus moeder en ik konden niet terug naar Haarlem. Omdat de meeste radio’s waren ingeleverd hoorden wij weinig over hoe het in het westen toeging. Tijdens een clandestiene uitzending, die overigens erg werd gestoord, hoorden wij dat bijna alle zuigelingen in het westen bezweken omdat de moeders geen melk meer hadden, en melk bijna niet te koop was. Wij dachten aan Elly (toen nog Lientje) en wisten ons geen raad. Elly was namelijk amper een half jaar; en hoe ging het met m’n andere zusjes, broers en vader? ’s Avonds voor het slapen gaan baden moeder en ik voor hen en voor een snelle terugkeer naar huis.
Moeder en ik hadden weinig kleren en zij kwam in aanmerking voor kleedgeld, wat zij bij de gemeente in Limbricht kon ophalen. Als moeder ‘over het veld’ van Guttecoven naar Limbricht liep en weer terug, kwam ik haar soms tegemoet en zag dat zij had gehuild. Hoewel moeder en ik geen honger hebben geleden (wij kregen de ene dag bruine bonen en de andere dag bruine bonensoep) hadden we erge heimwee. In september werd het zuiden bevrijd, maar het westen pas in mei 1945. Goddank!
Op een zondag in juni 1945 kwam ik uit de kerk naar ons logeeradres. Daar hoorden wij dat een pater over onze situatie had gehoord. Hij had ervoor gezorgd dat wij diezelfde dag met een vrachtwagen konden meerijden naar Haarlem! Lang gewacht en toen opeens! Zenuwachtig en bepakt met meegekregen Limburgse vlaaien en twee granaathulzen van tante Marie Molling, gingen moeder en ik naar de vrachtwagen. We werden in de laadbak gehesen en zaten klem tussen verwaarloosde en erg slecht uitziende mannen, die niets zeiden. Eng! Pas veel later begreep ik dat het mannen waren, die het concentratiekamp hadden overleefd en ook die dag naar huis (?) terug konden.
Na een lange, spannende tocht, vooral in het zuiden langs veel kapot geschoten huizen, kwamen we eindelijk in Haarlem aan. Bij de Amsterdamse Poort zag Kees, de zoon van oom Cor, ons toevallig in de vrachtwagen zitten, en hij is naar de Emostraat gerend om ‘oom Henk’ te vertellen dat tante Bets en Beppie eraan kwamen. Dus vader naar buiten, plus de buren, maar doordat de vrachtwagen de verkeerde richting uitging, duurde het nog even voordat wij de Emostraat in reden. En daar stonden vader, Jo en Will! Moeder en ik renden naar hen toe en we omhelsden elkaar.
En toen het huis in…. Heel vreemd, erg donker en stil. In de keuken een potkachel waar iets brandde dat stonk (het bleken leerrestanten te zijn van handschoenen*). En waar waren mijn broer Jan en de andere zusjes?
Vader vertelde: ‘Jo en Will logeren eigenlijk bij een familie in Spaarnwoude (opoe Kroon), maar zijn vandaag hier vanwege Kees’ Eerste Communie. Jan is bij de familie Bosman in Overijssel, Ria bij mevrouw Koning, Julia bij oma van Dijk en Lientje in een kindertehuis.’
Kees had voor zijn Eerste Communie geld gekregen en dit in het offerblok van St. Antonius gedaan om de terugkeer van moeder en Beppie af te smeken. Het was al avond en Kees sliep boven. Slaapdronken moest hij plassen en tijdens dat moment hoorden wij hem roepen: “Moe is thuis, ik hoor moe!” Hij holde de kamer in en moeder nam hem in haar armen.
Er kwam een Limburgse vlaai op tafel. Deze werd in parten gesneden en uitgedeeld. Toen ik mijn deel ophad wilde ik de kruimels, die op mijn jurk waren gevallen, in de kolenkit gooien. Toen ineens vaders stem: ‘Hoe haal je het in Godsnaam in je hoofd om kruimels van zo’n heerlijke vlaai weg te gooien? Een ander zou er een moord voor doen!’. Vader, waar ik in Limburg zo naar had verlangd, ging zó tegen mij tekeer. Ik had op dat moment ook niet gedacht aan de verschrikkelijke honger die veel mensen in het westen hadden geleden.
De dag daarop mocht ik bij vader achterop zijn fiets met anti-plofbanden. Dat zat niet zo lekker. Wij gingen naar Ria en Elly. Het weerzien was fijn! Alleen was ik dikke babyzusjes gewend en Elly leek net een engeltje met krulletjes om een mager gezichtje met grote donkere ogen.
Jo en Will kwamen ook al gauw naar de Emostraat op de fiets ‘de oude Kater’ met anti-plofbanden, en spoedig volgden Jan, Julia en Ria.”
*Opa ‘Henk’ Zonneveld was van huis uit stucadoor, maar werkte als handschoenenmaker.