Ik heb een driesplitsing in mij. Aan de ene kant wil ik dat de wereld verandert. Ik streef waar ik kan naar gelijkheid mannen en andere seksen, tussen hetero’s en anderen geaardheden, witte en andere huidtinten. De wereld ziet er nu niet zo uit als ik idealiter zou willen, dus is het voortdurend duwen en trekken geblazen, zodat die verandering er wel zal komen.
Dan leef ik ook nog eens in het ‘nu’. Niet vanuit een spiritiuele beweegredenen, maar zo steek ik in elkaar. Alles wat ik nu doe en ervaar, heb ik toch maar weer meegemaakt. Ik pluk de dag, waarvan geen een dezelfde is en ik doe zoveel mogelijk wat ik leuk vind. De verhouding vrijwilligerswerk tot betaald werk is dan ook 2:1 en mijn weken met al dan niet betaald werkgerelateerde dingen, schommelen tussen de 40 en 60 uur.
En als je dan als ik zo stevig in het nu bent verankerd, biedt dat de ruimte om behoudend naar de toekomst te kijken. Voor mij persoonlijk wil ik dat daar juist niets in verandert. Dat rozen verwelken en schepen vergaan, maar dat mijn dierbare vriendschappen blijven bestaan. Alle leuke relaties – inclusief de mijne – blijven aan. Mijn 35 vierkante meter, waar ik al 18 jaar woon, blijft altijd mijn thuis. Stamcafé Saarein bestaat ruim 30 jaar, dus het café moet gewoon blijven bestaan tot in de lengte der dagen.
En als ik stokoud en grijs ben en er tegen de ouderdom geen kruid meer is gewassen, dan leggen mijn hartsdierbaren en ik gezellig allemaal tegelijk het loodje, zodat niemand iemand hoeft te missen. En voor die tijd hoeven we ons geen zorgen te maken over financiële stromen, want er blijft altijd genoeg werk en anders vallen we terug op pensioen bovenop de AOW en desnoods de behulpzaamheid van onze kinderen.
En dan slaat de realiteit hard toe, dwars door de oogkleppen van mijn utopisch gemijmer. Want stel dat ik vanwege ziekte ooit langer dan 2 maanden ben uitgeschakeld, dan is mijn spaarpotje op en heb ik geen arbeidsongeschiktheidsverzekering om op terug te vallen. En stel dat ik gezond en wel de pensioensgerechtigde leeftijd haal (ik schat dat die dan inmiddels is opgeschoven tot 70), dan heb ik, als ik mijn leven in het nu voortzet, geen pensioen opgebouwd.
Ik heb sowieso geen kinderen die van me houden en die me dan mogelijk zouden willen ondersteunen. En als mijn dierbaren eerder doodgaan dan ik, dan slijt ik mijn ouwe dag weliswaar met een hoop mooie herinneringen, maar ook arm en eenzaam volledig overgeleverd aan de zorg van onbekende professionele handen.
Hoe ga ik het tij keren? Jaarlijks een bedrag storten in de Fiscale Oudedagreserve voor zelfstandig ondernemers? Krijg ik daar mijn schaapjes nog bijtijds mee op het droge? Hoe pakken andere kinderloze ondernemende dames dit aan?
Input voor het vervolg op deze column lees ik graag op irene@heavenlycreature.nl